Time won’t save our souls
Time won’t save our souls
Time won’t save my soul…no
When everything is going down
Nothing seem to feel the same
Shuffle Your Feet , Howl, Black Rebel motorcycle Club, 2005
Ni Dieu Ni Maître, parler vrai, geen blad voor de mond. Ja, zo ben ik. Maar er komt geen column van mij in deze krant zonder toestemming van mijn mama. Een mens moet zijn grenzen kennen. En bijna kwam deze column jullie nooit onder de ogen. “Ga je echt die lieve man aanvallen?”, vroeg ze me met die nooit écht kwade stem. Die lieve man is Hendrik Bogaert, de Straffe uit Jabbeke. Het laatste is hem fataal geworden want nadat ik mijn mama fijntjes herinnerd had aan het feit dat de Bogaert- dynastie verantwoordelijk is voor de fusie van Zerkegem met het Verre Jabbeke, kreeg ik de moederlijke absolutie. Je moet weten, lieve lezer, dat de herinnering aan het meest dramatische evenement van 1975 op mijn mama hetzelfde effect heeft als de Slag bij Alesia op Abraracourcix.
Dit legde ik mijn mama voor:
Ferguson werd in 1986 manager van Manchester United en sindsdien regent het daar lands- en andere titels. FA Cups, League Cups, Community Shields, UEFA Supercups, Champions Leaguescups en WK-bekers voor Clubteams, Sir Alex heeft ze allemaal binnengehaald. De man mag zich gelukkig prijzen dat hij niet in ons land werkt want zijn rijk zou hier al uit zijn geweest in 1998. Daar zou Straffe Hendrik voor hebben gezorgd. Sir Alex is namelijk manager (geen trainer, daar heeft hij mensen voor) en de Staatssecretaris is er vast van overtuigd dat een manager na twaalf jaar geen nuttige ideeën meer heeft. Als hij de regeringspartners meekrijgt zullen overheidsmanagers maximaal twee mandaattermijnen kunnen dienen. Een versheidsdatum op lasagnes is een goed idee, maar het ook toepassen op mensen is maar één van de vele achterhaalde ideeën uit de zich snel opvolgende reeks managementmodes. Politici ontpoppen zich daarin wel meer als dedicated followers of old fashion. Sommige ministers denken zelfs dat een fusie van het Ballet en de Opera dingen goedkoper zal maken. Maar daar kun je de Staatssecretaris niet van verdenken. Hij is tenslotte zelf een manager en dat zie je ook aan veel van zijn, laat ons eerlijk zijn, broodnodige ingrepen in het overheidsapparaat. En sommige overheidsmanagers hebben inderdaad na twaalf jaar geen ideeën meer. Maar dat is niet het echte probleem. Sommigen hebben na twaalf dagen al geen ideeën meer. Het echte probleem is dat er geen evaluatiesysteem is dat voorkomt dat stilgevallen overheidsmanagers op het pluche blijven plakken. Ministers moeten de overheidsmanagers evalueren en ze hebben daar nooit veel zin in want ze willen zich, terecht, volledig wijden aan beleid en dus maken ze er zich meestal snel vanaf met een “allez, ’t is goed”. Maar het ergste is dat evaluaties neerkomen op het nagaan of er in het departement zaken misliepen. Je moet als overheidsmanager dan al goed gek zijn om innovatief te zijn want dan lopen dingen wel eens goed fout. Als je je houdt aan de voorgekauwde procedures, loop je geen enkel risico. Maar met zo’n systeem kweek je vooral saaie, gedweeë uitvoerders.
Hoe dan ook, volgens Straffe Hendrik heb ik op 1 juni volgend jaar mijn rantsoen vernieuwingsideeën uitgeput. Ni Dieu enzovoort indachtig, ben ik daar niet van overtuigd. Daarom daag ik de Staatssecretaris op die dag uit tot een debat over de Staat van de Toekomst. Het mag in de Zevende Dag want 1 juni 2014 valt op een Dag des Heren. Voor het debat kiezen we elk drie juryleden. Wie wint wordt Minister voor de Federale Overheid. Daarom kies ik als één van mijn juryleden Albert II, Koning der Belgen, want dan ben ik zeker van mijn prijs als ik win. Al zal de Staatssecretaris niet veel vertrouwen in Hem hebben, vrees ik. De Vorst is al vorst sedert 1993.
Deze column verscheen op 9 maart 2013 in De Tijd.