
Ring the bells that still can ring
Forget your perfect offering
There is a crack, a crack in everything
That’s how the light gets in
We asked for signs
The signs were sent
Anthem, Leonard Cohen, ‘The Future’, 1992
Bedaardheid. In geen honderd jaar was het woord bij me opgekomen. Maar toen ik wat bekomen was van het alles wegblazende optreden van dichteres Amanda Gorman bij de inauguratie van Joe Biden, kwam het woord bovendrijven. Ze stond er met de gratie en sterrenklasse die we ons herinneren van Prince, David Bowie en Aretha Franklin. Leonard Cohen zal minzaam hebben geknikt bij de passage ‘want er zal altijd licht zijn als je maar moedig genoeg bent om het te zien’. En natuurlijk is tv-presentatrice Oprah Winfrey volgeschoten toen ze haar beschermelinge, die ze het gele Prada-jasje cadeau deed, hoorde zeggen: ‘We komen uit een land en een tijd waarin een mager zwart meisje, een kind van slaven dat door een alleenstaande moeder werd grootgebracht, ervan mag dromen president te worden.’ Of ze ooit Camanda-in-chief wordt? Meestal is het pad naar het presidentschap met meer lijken dan sterrengoud bezaaid.
Nog meer dan van Amanda werd ik warm van een 78 jaar oude man die net president van de Verenigde Staten was geworden, helemaal alleen, in een zaal vol schermen met daarop de gezichten van de mensen die even later digitaal de eed zouden afleggen als staflid van het Witte Huis. Hij had het natuurlijk over het voorrecht om het volk te dienen. Maar meer nog dan over wat ze moesten doen, had hij het over hoe ze het moesten doen. ‘Als je mensen neerbuigend en onwaardig behandelt, word je op staande voet ontslagen’, zei Biden. Het klonk niet bedreigend maar… bedaard. Veel meer dan de honderd kanonschoten sloot dat eresaluut aan de waardigheid het tijdperk Trump af.
Biden heeft zijn presidentschap goed voorbereid. Hij weet dat hij na de eerste honderd dagen zal worden beoordeeld op zijn aanpak van de coronacrisis en de economische relance, en na vier jaar op de totaliteit van zijn beleid. De ervaren staatsman ziet de opportuniteit om in de mediamieke luwte buiten de coronabubbel aan zijn andere prioriteiten te werken.
Zou dat ook aan het gebeuren zijn bij De Croo-I en Jambon-I? Sporen alle premiers die ons land kent, hun vakministers aan om nu toch niemand in hen is geïnteresseerd en we enkel Covid-19-gerelateerde ministers en virologen in onze nieuws- en actualiteitenprogramma’s zien, hard aan structurele maatregelen te werken die ons verlossen van files, armoede, belastings- en pensioenongelijkheid? Drukken ze hun ministers op het hart eindelijk met een degelijk beleid voor migratie, leefmilieu, klimaat, arbeidsmarkt, geestelijke gezondheidszorg en justitie op de proppen te kommen?
En beklemtonen ze ook dat hoe je het doet even belangrijk is als wat je doet? Zouden de vakministers overtuigd zijn dat beleidsvoorbereiding best niet alleen gebeurt in de ivoren torens van steeds uitdijende kabinetten maar misschien wel met ervaren ambtenaren, of zelfs niet-ervaren ambtenaren?
Thomas De Spiegelaere, nu woordvoerder van de federale overheidsdienst Mobiliteit, beschrijft in een beklijvend artikel op apoliticol.co, hoe hij zich tien jaar geleden verloren voelde in een bureaucratische omgeving waar amper interesse was voor zijn talenten. ‘Had ik geen uitlaat gevonden, dan was ik waarschijnlijk weggezogen in een armzalig cynisme over werken voor de overheid.’ Die uitlaat was groep35, een groep jonge ambtenaren uit alle administraties van ons land, die van de federale overheidsdienst Sociale Zekerheid een fysiek en digitaal platform aangeboden kregen om samen na te denken over hervormingen in de publieke sector.
Tien jaar geleden zag ik vanuit de coulissen van de ShaShaShaSession – Shaking minds, Sharing ideas, Shaping the future – een enthousiaste groep het ene frisse idee na het andere verzinnen.
Sommige Club35-ers hebben bij terugkomst in hun dienst een zware prijs betaald en hebben intussen hun heil buiten de overheid gezocht en gevonden. Anderen hebben nu leidende rollen in de overheid. ‘Ik zou het allemaal opnieuw doen, in een oogwenk’, schrijft De Spiegelaere. Zij waren een fanfare van honger en dorst, die – zoals Lieven Tavernier treffend beschrijft – telkens weer opstaat. In de vele administratie dat ons land rijk is, lopen er even zotte, naïeve als creatieve, optimistische en hoopvolle ambtenaren rond. Ze hoeven geen mosselen bij Leentje of frieten bij Helga, maar een platform en een simpele waardige erkenning.
Naschrift
Deze tekst verscheen (verkort) als column in De Tijd van 5 februari 2021.
Video Anthem. Ik koos bewust voor het live-optreden in London omwille van de beklijvende intro van de nederige grootmeester.
De officiële Club35 bestaat niet meer maar de meesten onder hen onderhouden nog steeds de warmste contacten, steunen elkaar bij hun vele projecten en zijn een warme schouder wanneer het iemand minder goed gaat. Ik wens iedereen zo’n fanfare van honger en dorst.