Heaven is a place where nothing ever happens
Heaven, Fear Of Music, Talking Heads, 1979
It’s all about oil, zong Billy Braggs en schreef Thomas Friedman. Was er niet die onstelpbare westelijke economische olieverslaving geweest en het meesmuilend afwijzen van alternatieve energie, dan was die militante islam er nooit gekomen.
Vroeger was de islam een zaak van stedelijke intellectuelen, vooral uit, de geschiedenis is soms cynisch, Caïro. Samen met Beiroet stak de Egyptische hoofdstad Paris qua mondainheid danig naar de kroon. Maar vanaf de jaren zeventig, met de behendig georganiseerde olieschaarste, werden in Saoedi-Arabië en aangelanden de oliedollars met reuzenschoppen binnen gegooid. Dus hoefde er niet in onderwijs geïnvesteerd, zoals in medegolfstaat Bahrein, waar in 1998 de olieproductie stilviel, maar des te meer in de verspreiding van hun intolerante, van krijgskunde verzadigde woestijnislam.
De aanleiding hiervoor was, de geschiedenis is soms cynisch, een aanval van salafistische fundamentalisten op de Grote Moskee van Mekka in 1979, die de koninklijke familie, nog niet bekomen van de Iraanse opstand, deed besluiten – if you can’t beat them, join them – het fundamentalisme te steunen. In het buitenland, weliswaar. Ook en vooral in Egypte. Met het geld komt ook de intolerantie voor andere godsdiensten en islamversies binnen. En wie niet uit godsvrucht meedoet, wordt omgekocht. Abir Sabri was gedurende jaren het uitdagende albasten gezicht van gewaagde Egyptische soaps, maar op de piek van haar carrière verdween ze van het scherm. Een paar maand later verrees ze koranverzen zingend op religieuze zenders. Niet dat ze ineens islamdienstig was. “Saoedische financiers boden me pakken geld. Vroeger investeerden ze in terrorisme, maar nu stoppen ze hun geld in cultuur”.
En zo konden de Moslimbroeders, drijvend op oliedollars en slim investerend in sociale wijkwerking, waar corrupte staten altijd jammerlijk afwezig zijn, een massabeweging worden. Nu, de geschiedenis is soms cynisch, zijn de Saoedi ’s, nog steeds treurend om Moebarak, daar ongelukkig om en steunen ze op mensen inhakkende militairen. Wie vertrouwt die mensen nog? Onze media blijkbaar. Ze brachten eerst keurig de officiële versie dat 36 Moslimbroeders bij een vluchtpoging per abuis vertraangast waren. El-Jaazeera stelde, niet de eerste keer als eerste, koel vast: afgemaakt.
Die Egyptische militairen bezorgen de hemel dezer dagen veel overwerk. De aanvoer van maagden kan de massale toeloop van martelaren al dagen niet meer volgen. Het Goddelijk Rampencomité overweegt maagdenvliesherstellende veldhospitalen. Alles wordt in de strijd gegooid behalve traangas, dat ligt gevoelig. Maar als Christoph Luxenberg, een veilig pseudoniem voor een zelfverklaarde korankenner, gelijk heeft met zijn stelling dat het Aramese koranwoord “hur” verkeerd vertaald werd, is ook in de hemel een Moslimbroedersopstand aan de gang. Want dan krijgen ze in plaats van maagden 72 witte rozijnen op een gouden schaaltje aangeboden. Hans Edens zei het al: “Ik hoef niet naar de hemel. Ik ken daar toch niemand”.
Deze tekst verscheen, een beetje ingekort, in De Standaard Avond op maandag 19 aufustus 2013.