A bar is just a church where they serve beer
Jim 3:16, Jim White Vs The Packway Handle Band, Take It Like A Man, 2015
Hopelijk was u maandagavond niet getuige van de tenenkrullende discussie tussen Karel Van Eetvelt en Joël De Ceulaer in ‘De afspraak’. De CEO van Febelfin pleitte voor meer burgerparticipatie als oplossing voor de politieke impasse. Een driftig met zijn boek (nu verkrijgbaar) zwaaiend, betoogde De Ceulaer dat er niets moet veranderen aan ons parlementaire systeem, dat is gebaseerd op macht verkregen bij verkiezingen.
Als die twee, ver van camera’s en andere egoversterkende middelen, een paar uur zouden samenzitten, zouden ze zonder twijfel tot de conclusie komen dat ze veel ideeën gemeen hebben.
Van Eetvelt – ik ken hem een beetje maar zit niet in zijn beweging – is er net als De Ceulaer van overtuigd dat de uiteindelijke beslissing politiek moet worden genomen, maar stelt vast dat in ons land niet of slecht wordt beslist. Het onderzoeksbureau Kantar, waarvan deze week in het weekblad Knack een opzienbarend post-electoraal onderzoek verscheen, vraagt zich af ‘of het stemgedrag bij de jongste verkiezingen misschien niet zozeer met een afkeer van beleidsinhoud te maken heeft, maar vooral radicaal heeft willen zijn in zijn afkeer van de manier waarop door de machtspartijen aan politiek wordt gedaan’. Dat heeft niet alleen te maken met hoe politici elkaar afmaken – hopelijk hebt u gisterochtend de scheldpartij tussen Marc ‘het is allemaal de schuld van de socialisten’ Descheemaecker en Joris ‘u maakte er als vetbetaalde NMBS-manager een potje van’ Vandenbroucke over de wedde van overheids-CEO’s niet gehoord – maar vooral over hoe beslissingen in ons land (niet) tot stand komen, welke ook de regering is.
Tot in den treure moet de burger vaststellen dat in ons land over te veel belangrijke zaken – migratie, leefmilieu, klimaat, arbeidsmarkt, verkeer, pensioenen, gezondheidszorg, justitie, om er maar enkele te noemen – geen langetermijnvisie is. Er is geen visie op de overheidsdiensten. Dus is het ook niet duidelijk wat van overheids-CEO’s wordt verwacht en in welke omstandigheden ze moeten werken. Maar dan vertrekt een Luc Lallemand en krijg je weer die discussie over vergoedingen. Het zou me sterk verwonderen dat Lalleman – ik ken hem een beetje maar zit niet in zijn partij – vertrekt vanwege het loon. Het lijkt me eerder dat hij ‘het ondraaglijk lichte court-termisme in de Belgische politiek en de enge manoeuvreerruimte voor overheidsmanagers’ (Isabel Albers) beu is en kiest voor een omgeving waar hij zich niet voor iedere habbekrats publiekelijk moet verantwoorden bij mediageile politici en waar hij geen tien jaar moet wachten op een bestuursovereenkomst.
In de noordelijke landen, de gidslanden voor de regering-Jambon, heerst een ander beleidsklimaat, zoals Guy Tegenbos terecht opmerkte in De Standaard. ‘De politiek wantrouwt de instellingen en de administraties niet, maar respecteert ze. Het zijn niet de gepolitiseerde kabinetten die het beleid voorbereiden, maar ambtenaren’. Ik heb het genoegen gehad nu en dan bij beleidsvoorbereiding in Nederland betrokken te zijn. Rond de tafel zie je inderdaad geen kabinetsleden, maar interne en externe experts en mensen die de maatregel uiteindelijk moeten uitvoeren. Die vind je nagenoeg nooit op de Interkabinettenwerkgroepen die in ons land het beleid uitstippelen. Daar zie je steeds dezelfde politieke creaturen opduiken die zich elke dag voordoen als experts over de meest diverse onderwerpen waar ze ooit een krantenartikel over lazen. Niet zelden komen maatregelen tot stand op basis van een discussie over een fait divers. Het is niet toevallig dat het broodjeaapverhaal dat asielzoekers een huis kunnen kopen met opgehoopt kindergeld bij herhaling ter sprake kwam aan de onderhandelingstafel bij de vorming van onze Vlaamse regering.
Dat soort cafégesprekken maakte ik niet mee bij onze Nederlandse vrienden. Voor de vergadering worden alle mogelijke data over het onderwerp bijeengebracht en wordt onderzocht hoe beleidsmaatregelen in andere landen functioneren. Op de vergadering wordt een zorgvuldig evidencebased advies aan de ministerraad geformuleerd, wat niet zozeer neerkomt op het aanduiden van wat moet gebeuren maar op het aangeven van wat niet werkt. De regering krijgt een overzicht van de mogelijke scenario’s, met telkens de voor- en nadelen. Het is erg ongebruikelijk dat een regering voor een totaal andere oplossing gaat. Waarvoor ze uiteindelijk kiest, is ideologisch afgewogen. Maar de kans dat maatregelen worden genomen zoals bij ons een mobiliteitsbudget, dat van geen kanten werkt, of een transmigrantenregelgeving, die dixit procureur Ine Van Wymersch onuitvoerbaar is, is bij onze noorderburen bijzonder klein.
Van de interkabinettenwerkgroepeningezetenen hoor je nooit een langetermijnvisie. Net zoals hun broodheren/dames zijn ze bezig met de volgende verkiezing en de verlenging van hun cabinetardbestaan. Beleidsmaatregelen, die wél tot de gewenste gevolgen leiden, maar waarvan de gevolgen niet binnen de regeertermijn zichtbaar worden – en dat is niet de uitzondering maar de regel – maken geen begin van kans. Toen ik een kabinetschef ooit voorspelde dat er niets zou komen van zijn micromanagementsoplossingetjes als er geen structurele veranderingen kwamen aan de manier waarop administraties werden aangestuurd, werd ik verrot gescholden. Achteraf zei een collega mij dat er nu wel zeker één structurele wijziging zou komen: we zouden niet meer uitgenodigd worden voor de volgende vergaderingen. Ik dacht dat hij een beetje te cynisch aan het worden was. Maar hij kreeg wel gelijk.
Naschrift
Deze tekst verscheen als column in De Tijd van 11 januari 2020.
Natuurlijk zoeken onze Nederlandse collega’s verder naar beter beleid. Volg de blog van Menno Spaan. Over uitvoerbaarheid: Simon Sibman.