We people who are darker than blue
Are we gonna stand around this town
And let what others say come true?
We people who are darker than blue, Curtis Mayfield, Curtis 1970
Voor een keer waren de Wetstraat-journalisten het eens: met Egbert Lachaert kozen de liberalen voor een donkerblauwe voorzitter. Ik werd in een ver verleden door een allang vergeten journalist als donkerrood omschreven omdat ik bij Red Star Sluizeken voetbalde, een stelletje langharige, bebaarde wetswinkeliers en ander links-alternatief gespuis dat er een hels genoegen in schiep respectabele elftallen zoals Humo’s Onoverwinnelijke Elf in de pan te hakken. Frank Raes kan er nog altijd niet om lachen.
Red Star Sluizeken bestaat nog altijd. Een van zijn trotse dieprodetruidragers is ene Egbert Lachaert. De Red Stars hebben destijds over zijn kandidatuur even lang gediscuteerd als de Open VLD-partijtop in 2012, toen hij het als vrijwel onbekende en verschrikkelijk tegen hun zin opnam tegen de donkerblauwe Gwendolyn Rutten. Toen werd Lachaert geen partijvoorzitter, maar wel een Red Star. Omdat hij een grappige vent en een typisch product van het vrijgevochten intellectuele bastion Atheneum Voskenslaan was, en zich als OCMW-voorzitter in Merelbeke een bijzonder sociaal agerende manager toonde.
Wat bedoelen die Wetstraat-journalisten eigenlijk als ze iemand donkerblauw noemen? Hebben ze het over iemand die de overheid als een vijand ziet? Die meent dat de vrije markt de onbeperkte vrijloop moet krijgen, omdat zijn onzichtbare hand ons naar een stralende toekomst leidt en die elke belasting bestrijdt alsof het een aantasting van het VN-handvest is?
Dan is Egbert Lachaert even weinig donkerblauw als Conner Rousseau donkerrood is. Beiden zijn slachtoffer van het ééndimensionale profiel waarmee luie, elkaar naschrijvende Wetstraat-watchers opkomende politici wegschrijven. Mensen dreigen die etiketten voor waar te nemen als ze maar genoeg herhaald worden. Zelfs econoom Stijn Baert lijkt erin te tuinen. Je leest zijn totale verrassing als Rousseau in Knack met volle overtuiging ‘ja!’ zegt op zijn vraag: ‘Of vindt de sp.a net zoals ik dat het verschil tussen wie werkt en wie niet-werkt wel groter mag worden?’
Rousseau was er als de kippen bij om Lachaert geluk te wensen met zijn verkiezing. ‘Ik kijk ernaar uit om samen een nieuwe wind in de politiek te doen waaien’, tweette hij. Het was veel meer dan een beleefde groet. De twee voelen veel beter het DNA van de 21ste-eeuwse Vlaming aan dan de meeste van hun collega’s. Dat kan je niet van hun CD&V-collega, Joachim Coens, zeggen. Oudere leden en West-Vlamingen ‘kozen met hem een leider naar hun beeltenis en niet iemand die misschien de rest van de samenleving zou kunnen inspireren, zoals Sammy Mahdi’, laat Jan Callebaut optekenen in zijn en Ivan De Vadders recente boek. Dat is een gemiste kans. Niet alleen voor de CD&V. Het trio Sammy, Egbert en Conner had het potentieel de gemiddelde Vlaming weer vertrouwen te laten krijgen in zijn politiek personeel.
Nu de discussie over hoe je een land moet organiseren om aan iets als een pandemie het hoofd te bieden onvermijdelijk wordt, valt op dat Lachaert en Rousseau zich niet laten vangen aan een middelendiscussie (regionaliseren! federaliseren!). Ze gaan uit van een doortastende overheid tijdens crisissen en het subsidiariteitsprincipe in rustiger tijden. Misschien leggen ze daarmee wel de grondslag voor een volwaardige, compacte regering. Die niet alleen in coronatijden meer belang hecht aan expertise en wetenschappelijke evidentie dan aan enge partijbelangen, aftandse ideologie en schaamteloze postenpakkerij. Een ploeg die zich niet bezondigt aan micromanagement en zich dus beperkt tot de grote lijnen. Je hoeft geen donkerblauwe te zijn om een broertje dood te hebben aan de regelneverij van bemoeizuchtige ministers, die opleggen hoeveel minuten grootouders hun kleinkind mogen knuffelen en hoeveel kramen op een markt mogen staan. We hebben een compacte regering nodig met ministers die niet elke zin beginnen met ‘het is belangrijk dat’, maar die belangrijke dingen doen.
Lachaert en Rousseau kunnen het verschil maken. Niet alleen voor hun uitgewoonde partijen, maar ook voor ons politiek systeem, onze welvaart en ons welzijn. Maar gerust kan je er niet in zijn. Het partijvoorzitterschap kan rare dingen doen met mensen. Ik heb de meest beminnelijke, grappige en relativerende mensen in onverbiddelijke machtpatsers zien veranderen nadat ze de partij in handen hadden gekregen. Abraham Lincolns beroemde boutade ‘als je het karakter van een mens wilt leren kennen, moet je hem macht geven’, is op geen enkele mensensoort zo van toepassing als op partijvoorzitters.
Naschrift
Deze tekst verscheen in De Tijd van zaterdag 30 mei 2020.
Video We people who are darker than blue, 1970 versie
Video We people who are darker than blue, 1996 versie
In De Morgen van zaterdag 30 mei 2020 legt Egbert Lachaert uit hoe belangrijk Red Star voor hem is. “Mijn ploeg heet de Red Star Gent en is lang geleden opgericht door studenten van Amada (voorganger van PVDA, red.), zoals Frank Van Massenhove”, laat hij optekenen.
Close but no cigar.
De oprichters van Red Star waren heftig linkse mannen, maar geen ervan was toen lid van een partij. De meesten, waaronder uw dienaar, vonden alle uiterst linkse partijen sektarisch en humorloos. Niet dat we iets voelden voor de traditionele partijen: socialisten en liberalen verkochten hun ziel voor een paar ministerposten aan de machtswellustellingen van de vrouw- en homovijandige CVP en de Volksunie telde te veel collaborateurs. Bob Dylan’s devies was het onze: “Don’t follow leaders, follow parking meters.”
Aan de allang vergeten journalist gaf ik indertijd toe dat ik marxist was. Een Groucho Marxist, weliswaar. “I don’t want to belong to any club that will accept me as a member” is de enige regel van de leer. In die tijd wisten mensen nog wie de Marx Brothers waren. Toen de man en paar jaar later een door niemand gelezen boek uitbracht, stuurde ik hem een gele briefkaart met een andere Groucho quote: “From the moment I picked up your book until I put it down, I was convulsed with laughter. Some day I intend reading it.” Hij stuurde me een antwoord: “I never forget a face, but in your case I’ll be glad to make an exception (Groucho Marx)”. Heerlijk.
Alle nieuwe voorzitters van de traditionele partijen denken eraan om de partijnaam te veranderen. Terecht. Je wilt je toch niets voorstellen bij “Open Vlaamse Liberalen en Democraten”? Die a in SP.a, die dateert uit de tijd dat Groen nog Agalev heette en Steve Stevaert hen letterlijk als aanhangsel van zijn partij zag. En die ampersant in CD&V die volgens de toenmalige voorzitter eigenlijk belangrijker was dan de letters – hij heeft gelijk gekregen – is te belachelijk voor woorden.
Ik hoop dat de nieuwe voorzitters geen geld verkwisten aan kostelijke ontwerp- en communicatiebureaus die toch weer zullen komen aandraven met Wetstraatfähige namen die niemand begrijpt. Mijn raad: noem je zoals de dorpstraat je kent. Socialisten worden De Sossen, liberalen De Blauwen en CD&V wordt De Tjeven of gewoon weer CVP met als ondertitel: “Principes zijn als winden”, als hulde aan Gaston Eyskens. Voor de niet-kerkelijken, de volledige quote luidt: “Principes zijn als winden. Je houdt ze vast zolang je kunt, maar als je niét meer kunt, laat je ze heel stilletjes los. Zonder dat iemand het merkt”. De oude staatsman kende zijn klassiekers en dus ook Groucho Marx. Die zegde het hem al voor: “Those are my principles, and if you don’t like them… well I have others.”
Ach, Kaaiman. Ik ga je zo missen.
Geachte heer Van Massenhove
Verzoek om deze tekst ‘Donkerblauw’ te mogen overnemen op de Liberales website. Hartelijk dank bij voorbaat
Beste groeten Claude Nijs
Sorry Claude, pas nu opgemerkt. Je hoeft het nooit te vragen. M%ag altijd. Grappig: wat ik toen schreef is vandaag wel erg actueel.