Nothing else will stop them now
It’s time for an iron hand
We have gone softly for too long
Now Is The Time For An Iron Hand, McCarty, Banking, Violence And The Inner Life Today, 1990
“De goeden onder de kwaden zullen lijden.’ Dat zei de Nederlandse staatssecretaris voor Financiën Frans Weekers toen beide kamers de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit eenparig goedkeurden. Dat deden ze als een reactie op het nieuws dat 805 Bulgaren tussen 2007 en 2013 met nepadressen en valse huurcontracten 4 miljoen euro aan de Nederlandse staat hadden ontfutseld.
Weekers’ uitspraak wordt als bijna visionair voorgesteld, nu Nederland met verbijstering vaststelt dat met de allesvermalende antifraudemachinerie duizenden gezinnen in armoede, depressie en totale wanhoop zijn gestort. Zelf ontdeed Weekers zijn uitspraak van dat profetische gehalte, toen hij tijdens zijn verhoor voor de parlementaire commissie toegaf niet bedoeld te hebben dat onschuldige ouders onterecht als fraudeurs zouden worden behandeld. Hij wilde duidelijk maken dat ouders vaker zelf met bewijzen moeten komen en soms langer moeten wachten op antwoorden van de Belastingdienst.
Politiek Nederland lijkt dezer dagen wel een Theo Franckenland: iedereen had het volste vertrouwen in mensen die het niet waard waren. Hen mag dan wel kritiek treffen inzake naïviteit. Maar schuld? Nee, hoor. Het kabinet-Rutte III viel, maar op een kussen van handgeplukte eendendons. Het beeld dat van de hele affaire zal overblijven, is een fietsende premier op weg naar de koning en naar het wenkende kabinet-Rutte IV.
Maar dat de politieke klasse niet ernstig en duidelijk gewaarschuwd was voor de gevaren van een tomeloze antifraudeaanpak is een grove leugen. ‘Naar het oordeel van de Nederlandse Ombudsman heeft de Belastingdienst gehandeld in strijd met het vereiste van goede organisatie. Hierdoor hebben de goeden geleden onder de kwaden en zijn veel goedwillende burgers en ondernemers onnodig in financiële problemen gebracht’, is het niet mis te interpreteren besluit van de Nederlandse Ombudsman in januari 2014. Toen ging het over de voortvarendheid waarmee de Belastingdienst de éénbankrekeningnummermaatregel had ingevoerd. De brandbrief van de ombudsman leidde tot het ontslag van staatssecretaris Weekers, maar niet tot een serieus onderzoek van het hele antifraudebeleid.
Op dezelfde manier negeerde de Vlaamse regering de negatieve adviezen van de Raad van State en de energieregulator VREG, en voerde fluks de digitale meter voor zonnepanelenbezitters in. Nadat het Grondwettelijk Hof het decreet had vernietigd, riepen Bart Tommelein en Lydia Peeters, die hem in 2019 opvolgde als minister van Energie, dat ze de uitspraak van het Grondwettelijk Hof betreurden. Dat deden ze zonder merkbaar spoor van schaamrood op de wangen.
De oppositie maakt nu stennis. Maar de boter op de hoofden begint wel hard te smelten. Net zoals hun Nederlandse collega’s in de fraudewetkwestie heeft geen enkele Vlaamse volksvertegenwoordiger tegen de zonnepanelenwet gestemd. En wel om dezelfde reden: angst voor de kiezer. De Nederlandse kiezer wilde bloed aan de paal na de Bulgarijefraude. 60 procent van de Nederlanders vond en vindt dat de belangrijkste opdracht van de socialezekerheidsinstellingen, niet sociale bescherming of armoedebestrijding is maar fraudebestrijding. De Vlaamse kiezer wilde dan weer boter bij de zonnepanelenvis.
In beide landen was het (goede) doel heilig en waren alle middelen goed. In beide landen wordt ‘beleid vanuit de departementen (bij ons: kabinetten) over de schutting gegooid naar uitvoeringsorganisaties die bij de totstandkoming niet of nauwelijks zijn betrokken’, zoals Menno Spaan, de directeur van het organisatiebureau Haagse Beek, het plastisch mooi beschrijft.
Spaan wijst terecht op het grote gevaar dat uitgaat van een scherpe scheiding tussen ‘denkers’ (beleid) en ‘doeners’ (uitvoering). ‘Hoe meer je die uit elkaar trekt, des te meer kans op disfuncties van het systeem.’ Had Theo Francken echt contact gehad met migratieambtenaren op het terrein, dan had hij niet op een Pano-uitzending moeten wachten om kennis te nemen van Melikan Kucams bloedgeldsysteem. Of had hij die informatie ook hooghartig naast zich neergelegd, zoals hij deed met de tips van partijgenoten met toch enige renommee?
Daar merk je toch nog een verschil met onze noordelijke buur. Iemand die zo nonchalant met zijn ministeriële opdracht omspringt, erover liegt in de Kamer en een klacht indient tegen een journalist die dat bovenspit, mag in Nederland een finale streep onder zijn politieke carrière trekken. Net als Francken was voormalig minister van Sociale Zaken Lodewijk Asscher in de oppositie verzeild, maar hij zag wel in dat na het vernietigende rapport van de Onderzoekscommissie Toelagenfraude, zijn politieke dagen geteld waren. Hij verzaakte aan het lijsttrekkerschap van de PvdA.
Het beeld van ‘Nederland gidsland’ is veel van zijn goudverf verloren. Maar van Den Haags visie op en vooral praxis van politiek fatsoen en ministeriële verantwoordelijkheid kan Vlaanderen/België nog veel opsteken.
Naschrift
Deze tekst verscheen, in verkorte vorm, als column in De Tijd van 21 januari 2021
Video Now Is The Time For An Iron Hand