Smile like you’ve got nothing to prove
No matter what you might do
There’s always someone out there cooler than you
There’s Always Someone Out There Cooler Than You, Ben Folds, Supersunnyspeedgraphic. 2005
Het rare is dat ik vooral me zijn lefdoekje herinner, zegt leraar Tom me. Op een ouderavond had een vader hem tegen de muur gespijkerd. Letterlijk. Zijn Zoon had het bij Tom niet goed gedaan. En dat lag, vond de vader, aan Tom. “Jij bent een kloteleraar”, had hij geroepen want natuurlijk was Zijn Zoon slim genoeg, misschien wel hoogbegaafd. Daar kon het dus niet aan liggen. Als Tom nu wat meer inlevend zou zijn en niet constant zou mekkeren over het niet studeren of huistaken niet afwerken. Zijn Zoon deed ook nog andere dingen in het leven dan naar school gaan. Dat was minstens even belangrijk in het verdere leven. En Hij kon het weten want Hij had het gemaakt. Zijn naam kwam Tom wel bekend voor, maar waarvan kon hij zich, ook niet na het in orde brengen van zijn kledij, snel voor de directeur binnenkwam want dit mocht boven niet geweten worden: leerlingencijfer!, niet herinneren. Dat lefdoekje wel. En dat zag hij een paar weken later terug toen hij zappend op een zakenkanaal bij een discussie tussen bedrijfsleiders terechtkwam. Het erge was nog, zei Tom, die op zijn negenenveertigste nog altijd die typische stoutejongenslach had, dat hij echt wel verstandige dingen vertelde. Over die wurgende loonkosten, de broodnodige innovatie en de verfrissende bedrijfscultuur die daar voor nodig was. Tom had nog gedacht dat dit ook even goed voor het onderwijs opging.
Ik vertelde Tom niet dat ik de man kende, laat staan dat ik hem wel mocht. Niet echt onbewust van zijn maatschappelijke zwaarte, zeker, maar altijd charmant, zonder de clichématige vooringenomenheid waar je als overheidsmanager constant mee geconfronteerd wordt, en vooral, steeds geïnteresseerd in slimme ideeën. Lefdoekje vroeg me of ik voor zijn mensen wilde komen spreken over de veranderingen bij de overheid. Het was een perfect georganiseerd evenement met een keurige receptie achteraf.
Een vast onderdeel van mijn presentatie is een muisje dat snuffelend om de hoek kijkt, waarbij ik stand-up comedian-achtig poneer: “Wanneer je een bedrijf binnenkomt, ruik je de baas! Hoe ruikt het bij jullie?”. In feite hoef ik die vraag niet te stellen. Ofwel zit iedereen vlotweg tussen elkaar ofwel gaat de top dertig op de eerste stoelen zitten, en dan weet je het wel. In dat laatste geval, wordt er, bij de muisvraag , flink gegiecheld op de achterste rijen en blijven de lippen van de eerste rijen witweggetrokken op elkaar. Bij Lefdoekje kwam de zaal kwam niet bij. De ganse zaal. De ongedwongenheid die tot creativiteit leidt spatte van de muren.
En die ongedwongenheid was er ook op de receptie. Lefdoekje was aan het gekkebekken met de jongens en meisjes van de HR-afdeling terwijl ik rake vragen kreeg van sterk gemotiveerde mensen. Goede sfeer, warme cultuur. Stilletjes aan naderde Lefdoekje onze tafel, links een mannelijke por uitdelend en rechts een gendervriendelijk schouderkopje gevend. Eens gearriveerd, voegde hij moeiteloos in bij de kabbelende vragenronde, duidelijk wachtend op zijn moment. “Bijzonder inspirerend, Frank”, brak hij in, “maar met één iets heb ik wat problemen. Dat mensen helemaal niet rationeel maar vooral emotioneel beslissen, kweenie. Ik heb Kahneman ook gelezen, hoor. Maar allez, we zijn toch rationele mensen? Anders kun je toch niet functioneren?” Dat zegt mijn vriend Tom ook, zei ik. “Ook een manager?”, vroeg Lefdoekje. Neen, een leraar, zei ik. “Ah, dan moet het een goede zijn”, zei Lefdoekje.
Deze column verscheen op zaterdag 20 april 2013 in De Tijd.