Hello,
Is there anybody in there?
Just nod if you can hear me
Is there anyone home?
Comfortably Numb, Pink Floyd, The Wall, 1979
Op zaterdag- en zondagochtend legt Miranda, die door haar onbedaarlijke levenslust zorgt voor de helft van de opbrengst van bakkerij Jacquet, twee chocoladecroissants opzij voor schrijver dezes. En onverminderd een half uur later speelt zich ten onzer huize een ritueel af waarbij Teergeliefde me glimlachend haar bordje met de laatste kruimels toeschuift. Voor mijn kruimelkrijger, zegt ze dan ondeugend. Maar verleden week keek Teergeliefde me wat zorgelijk aan. “Gaat er iets niet?”, vroeg ze zacht waarop ik veel te snel Nee-eh-de, met de geforceerde optimistische tweeklank die er een volmondig “Ja!” van maakt. Natuurlijk had het niets met haar te maken. Maar met euh, laat ons haar Sofie noemen. Pas tweeëndertig, maar met een maturiteit waar een gemiddelde man veertig jaar en twee midlifecrisissen voor nodig heeft en met een track record om van te duizelen. Haar baas, directeur studiedienst, was vol lof over haar. Het omgekeerde, hm, niet echt. Schoorvoetend, want loyaliteit is geen komma in haar handboek, ontglipte haar tijdens een koffiepauze dat het wel een beetje schortte aan coaching en vorming bij hen. En te veel goede ideeën hebben, had ze gemerkt, is niet écht goed voor je toekomstperspectieven. De baas wilde nog altijd een ietsepietsie te veel de slimste zijn en vooral blijven.
Een overheidsdienst met als hoofdopdracht beleidsvoorbereiding weet altijd raad met groot talent. Ja, Sofie was geïnteresseerd. Zo heftig geïnteresseerd zelfs dat ik onmiddellijk de domper moet bovenhalen. “We moeten wel via een officiële selectie.” Als je mannen vraagt of ze geïnteresseerd zijn in een job, krijg je als reactie maar al te vaak een slecht vermomde versie van “ik dacht dat je het me nooit zou vragen”. Bij vrouwen is het te dikwijls: “Denk je echt dat ik dat kan?”. Zo niet bij Sofie. De ogen bleven stralen. Ook met haar zelfzekerheid was er niets mis. En dat het geen zelfoverschatting was bleek uit het juryrapport van het immer performante Selor. Kop en schouder boven de rest. Inhoudelijk briljant, natuurlijke teamspeelster, wil excelleren en is maatschappelijk bewogen. Sofie was in de wolken. Natuurlijk had ze nog een opzeggingstermijn uit te doen.
Twee dagen nadat ze haar ontslag indiende, beslist de federale regering dat er lineair bespaard wordt in de personeelskredieten. Voor onze FOD komt het neer op een meedogenloze wervingsstop. Natuurlijk kon Sofie haar ontslag intrekken maar terug naar haar bijna ex-baas, wist ze, stond garant voor “Verlies alle hoop, wie hier terugkeert”. We vroegen The Federal Powers That Be of er een oplossing kon gevonden worden. Neen dus. De regels kunnen niet vermenselijkt worden want de begrotingsdoelstelling is heilig. “Maar we halen de doelstelling, want iemand gaat onverwacht weg”. Neen is het diplomatische antwoord. Comfortabel ongevoelig. Op 1 juni wordt Sofie werkloos. De topambtenaar leest de groeiende wanhoop in de ogen van die schitterende jonge vrouw, die zich traag en methodisch verpletterd ziet door mechanistische molochs en vervelt tot tandeloze kruimelkrijger.
Einde verhaal.
Dacht ik. Christophe, slimme adviseur bij onze minister vindt een elegant nevenpad. Voorgelegd aan de inspecteur van financiën. Mja, zegt hij, maar ook: ok. Twee mensen met een hart verslaan de molochs. Welkom, Sofie.
Deze tekst verscheen als column in De Tijd op 2 juni 2013.