What a field day for the heat
A thousant people in the street
Singing songs and carrying signs
Mostly saying, hooray for our side
For What It’s Worth, Buffalo Springfield, Single, 1966
Perfect veertig jaar geleden had ik hem hetzelfde horen zeggen en hetzelfde zien doen. Toen droeg hij nog een driedelig pak en de gebruikelijke blauw-met-witte das die er, oxford geknoopt, als zijn tweede adamsappel uitzag. Die outfit had nu plaats gemaakt voor een beige zomerbroek en een electrisch blauwe polo. “Onze jeugd verschrompelt zijn hersenen met drugs”, donderde hij in zijn dragende doktersstijl, in de ene hand een maltwhisky on veel ice en in de andere een gigantische sigaar, die zonder twijfel op lieflijke Cubaanse dijen was gedraaid. Net zoals veertig jaar geleden zag dokter E. de ironie van zijn uitspraak niet in. E. was anders wel veranderd. In 1973 zou hij nooit in de buurt van een Cubaanse sigaar zijn opgemerkt. Laat staan op een symposium over de filosofie van o.a. Gandhi en Mandela. Toen ik hem de eerste keer zag, op een informatieavond met de titel “de waarheid over de apartheid”, was hij verrukt over hoe Pinochet Chili terug bij de beschaafde landen had ondergebracht.
Minuten later zou hij, toen een schuchter meisje met vlechten, waarvan niemand verwachtte dat ze later nieuwsanker zou worden, hem vroeg of de jeugd geen wissel op de toekomst was, de 40 jaar later herhaalde drugszin uitspreken, toen nog zwaaiend met een glas Zuidafrikaanse wijn en ordinaire cigarillo. Voordien had E., medesticher van Protea, ons met lichtbeelden de politiek van Zuid-Afrika “met door eigen ogen gedragen objectiviteit” uitgelegd. Al na tien minuten kregen we te horen dat de slachting van Sharpeville de enige mogelijkheid was om de Communistische Vijand te verslaan. Rondom mij zag ik tientallen jonge mensen ernstig instemmend knikken.
Een paar jaar later hoorde ik een Franse intellectueel die, samen met Jean-Paul Sartre, Liberation had opgericht met grote overtuiging betogen dat de genocide van Pol Pot lasterlijke Amerikaanse propgaganda was. Het heeft tot 1985 geduurd vooraleer Liberation zich excuseerde voor het eerst goedpraten en later verzwijgen van de afslachting van een kwart van het Cambodjaanse volk. Ik zag graag die Franse intellectueel gekonfronteerd met Bun Roeurngs, nu 75 jaar, die ons, na een rondleiding in het door haar grootvader, 92 jaar geleden in Batambang gebouwd Ancient House, toefluisterde dat ze de enige is van haar familie, allen intellectuelen, die de Khmer Rouge hadden overleefd. Haar ouders, haar vier kinderen en haar man stierven omdat er voor hen geen plaats was in Democratisch Kampuchea.
De zo gekoesterde ideologie, godsdienst/atheisme en andere zekerheden hebben de ganse geschiedenis door al miljoenen mensen de dood, de armoede en de wanhoop ingejaagd en steeds staan er overtuigden klaar om het immorele en het inhumane goed te praten. Het gemak waarmee het koelbloedig vermoorden van mensen als collateral damage wordt afgedaan, is niet voor iedereen stuitend. Steeds weer knikken medestanders erstig goedkeurend mee. En steeds zijn de anderen verkeerd en denken zij juist. Ze zijn de vele Dokter E’s die hun eigen verslaving niet zien. Eén dogmakader als het enige venster om de wereld te zien, het is zoals de Romeinen die ingewanden van vogels bestudeerden om de toekomst te voorspellen. Maar toen vielen er alleen maar doden onder de vogels.
Deze tekst verscheen als opinie in De Tijd van 10 augustus 2013.