Mislukkingsdurf

Fanfarlo
Following a pattern buried deep within
And replicating endlessly the same
Now we’re always on the run and staring over
And always keeping one eye on the sky
Life in the Sky, Fanfarlo, Let’s Get Extinct, 2014

Was ons land een bedrijf dan was het al jaren failliet, dat hoor en lees je constant. Maar kun je een overheid wel met een bedrijf vergelijken? Een overheid heeft taken die een bedrijf totaal vreemd zijn: het opmaken van regels voor een land om er maar één te noemen. Maar zelfs wanneer je de overheid terugbrengt tot zijn administratie dan nog loopt de vergelijking mank. Je mag hopen dat de directie en de raad van bestuur van een bedrijf dezelfde communicatie, doelstellingen, strategie en lange termijnvisie hebben, anders is de onderneming geen lang leven beschoren. In een overheid is het equivalent van een raad van bestuur de regering, lees de eigen minister, en die hanteert andere communicatie en beoogt andere doelstellingen dan de directie van een ministerie. Een ministerie hoort ideologisch neutraal te zijn terwijl een minister er alles zal aan doen om te bewijzen dat het beleid duidelijk de kleur van zijn partij draagt. Daar eindigen de tegenstellingen niet, ze beginnen pas.

Minister en topambtenaar vechten ieder jaar een verbeten strijd uit bij de opmaak van een begroting. Als er geld te verdelen valt wordt er slechts bij hoge uitzondering, dat is wanneer daarover moord en brand is geschreeuwd in alle media, beslist dat het naar prioritaire doelstellingen gaat maar meestal wordt er eerst op regeringsniveau beslist welke het aandeel is van elke regeringspartij. Stel dat het een miljoen euro is, dan wil de minister dat graag besteden aan 10 euro meer pensioen of minder belastingen voor 100.000 burgers dan aan een nieuw computersysteem in zijn administratie, al zou dat op korte termijn het vijfvoudige aan rendementswinst opleveren. En je kunt het de minister zelfs niet aanwrijven want kiezen voor maatschappelijk onzichtbare IT-innovatie zal hem in het beste geval geen stemmen kosten, laat staan winnen. Slechts zeer uitzonderlijk hebben minister en topambtenaar dus dezelfde langetermijnvisie. Ik ben één der gelukkigen die meemaakte dat zijn minister hem steunde in zijn pleidooi voor een langetermijninvestering, maar het is uitzonderlijk. Er zijn landen waar zelfs in de grondwet staat dat er jaarlijks seed money voor administratieve vernieuwing in de begroting moet worden ingeschreven. België is niet zo’n land.

Wanneer er moet bespaard worden, en dat was de afgelopen jaren een constante, hebben administraties altijd de verkeerde kaarten. Geen enkele minister wil inleveren op beleidsmaatregelen. Dus worden besparingen gezocht bij administraties. Onder luid gejuich van de bevolking want er kan niet genoeg bespaard worden op overheidsmanagers en ambtenaren.

Lezer dezes weet dat schrijver dezes het overheidsbeslag te hoog vind maar er evenzeer van overtuigd is dat je dat niet naar beneden krijgt met blinde lineaire besparingen die luie topambtenaren belonen, het soort dat nooit ruimte ziet om op hun uitgaven te korten, en die ijverige topambtenaren én hun ambtenaren straffen door hen boven de zelf genomen besparingen nog een rondje kaasschaaf te laten ondergaan. Dit onder schel hoongelach van de luie collega’s.

Het stuk overheidsbeslag dat administraties de burger kosten krijg je naar beneden door efficiënt te werken. Maar het volstaat niet. Overheidsmanagers die naam waardig weten dat zelfs less is more geen soelaas zal bieden. De burger wil steeds minder ambtenarij maar bij het minste wat er misloopt moet de overheid wel optreden. Dan is efficiëntiewinst in overheidsorganisaties onvoldoende. Er moeten totaal nieuwe oplossingen komen. Daarvoor is innovatie nodig.

Ministers willen graag een geïnnoveerde administratie maar liever geen innoverende administratie. Waar je iets uitprobeert, kan er van alles mislopen en dat is een te groot politiek risico. En ook daarvoor kun je hen niet met de vinger wijzen. Want als er iets niet naar behoren loopt in een administratie mag de minister het gaan uitleggen in parlement en media. Daarom pleit ik ervoor dat overheidsmanagers verantwoording moeten afleggen over hoe ze dingen aanpakken en ministers over wat ze beslissen.

Dat houdt natuurlijk in dat politiek, media en burgers niet langer brave gehoorzaamheid en regeltjesopvolgerij aanhouden als de voornaamste criteria om overheidsmanager te worden (selectie) en te blijven (evaluatie) maar mensen selecteert én aanhoudt die de moed hebben om te innoveren. Ministers moeten dan wel toelaten dat innovatieprojecten ook kunnen mislukken.

Deze tekst verscheen als column in De Tijd van 12 april 2014.

Over Frank Van Massenhove

Volg mij op Twitter: @FVMas
Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

4 reacties op Mislukkingsdurf

  1. Tim Veldeman zegt:

    “Ministers willen graag een geïnnoveerde administratie maar liever geen innoverende administratie.”

    Is dit niet eigen aan organisaties die als professionele bureaucratie (moeten) door het leven gaan? Ik spreek uit eigen ervaring als ik zeg dat waar ik als jurist reeds 15 jaar terug de mogelijkheden van excel inzag doch moet vaststellen dat ik, jurist zijnde, zowat de enige ben die hier dagdagelijks mee werk.

    Het komt er voor mij, vanuit mijn ondergeschikte positie, dus op aan om een excel-rekenblad op te stellen dat gebruiksvriendelijk is, zodat mijn collega’s en superieuren dit gemakkelijk “naar hun hand kunnen zetten” zonder het rekenblad zelf naar de vaantjes te helpen.

    Frappant is daarbij dat ik in mijn vorige loopbaan als notarieel jurist moest vaststellen dat excel-opleidingen werden gegeven (ook aan mijn toenmalige collega’s) zonder dat deze in de praktijk werden omgezet (ze vonden het te moeilijk of zagen er de voordelen niet van in). Qua “effective training” was dit dus een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet.

    Maar intussen dreigen mensen zoals ik, die de voordelen van die nieuwe technologieën (en theorieën) onmiddellijk inzien (of op een kritische manier trachten in te zien) en in de praktijk omzetten (in de hoop alzo hun werk performant(er) te doen en zo burn-out en onnodige stress te vermijden), daarvan het kind van de rekening te worden.

    Bazen zijn niet mee en vinden het (te) ingewikkeld, wat niet onlogisch is. Dit werd perfect geïllustreerd in een NCIS-aflevering: de nieuwkomer zegt aan zijn oudere collega hoe hij iets beter kan doen; deze oudere collega meldt dit langs de neus weg aan zijn baas die perplex staat. Het zijn immers rare tijden waarin de nieuwkomers de ouderen opleiden, daar waar het miljoenen jaren anders is gegaan.

    26 februari ll stond er nog een prachtig artikel in Knack met de titel ‘Vrouwen zullen de nieuwe wereld vormgeven, niet mannen’ naar aanleiding van een interview met Michel SERRES (wetenschapsfilosoof) die zei “Twintigers die alleen geïnteresseerd zijn in hun smartphone, en zich weinig aantrekken van de wereld daarbuiten? Gewéldig. ‘De internetgeneratie steekt de draak met Montaigne. Is ze daarom dom bezig? Ik denk het niet. De nieuwe technologie heeft een nieuwe mens geschapen. Enkele decennia geleden lag de macht nog bij politici en traditionele media. Vandaag kan één man een revolutie veroorzaken.”

    • Bedankt Tim. Ik zal een beetje geheimzinnig antwoorden. Als het nieuwe boek van Peter Hinssen uitkomt (september vertelde men me) zeker lezen. Als ik het nu al verklap, steel ik van Peter. Op al de dingen die je zegt, h/geeft hij een antwoord.

      • Genoteerd. Het netwerk wint dus altijd? Dan besteed ik maar beter (nog) wat meer aandacht aan mijn LinkedIn profiel?!

        Ik had dit boek graag gelezen als lectuur in de zomervakantie … Zoals ik afgelopen zomer (2013) D. De Wachter’s “Borderline Times – Het einde van de normaliteit” gelezen heb, nadat ik al P. Verhaeghe’s “Identiteit” had verslonden. Misschien dat U wel een goed boek kan aanraden om te lezen in het Hoge Noorden van Finland begin juli?!

  2. Frank Goetmaeckers zegt:

    “Ministers moeten toelaten dat innovatieprojecten ook kunnen mislukken.”

    Er lopen nogal wat overheidsmanagers rond die graag met het nieuwste speeltje uitpakken. Dat klinkt goed. Ze zijn innoverend. Ze zijn early adapters. Ze zijn trendy. Ze zijn voorlopers. Ze zijn lichtende voorbeelden. En het mislukt natuurlijk vaak, omdat het nieuwste speeltje nog niet stabiel of matuur blijkt. Wat newspeak is voor: het werkte eigenlijk nog niet.

    Voorbeelden genoeg: informatisering bij Justitie, Italiaanse treinen bij het spoor, e-loketten met eID, interne communicatie bij P&O, de installatie van landschapskantoren, verkeersgeleidingssystemen die zich aanpassen aan het openbaar vervoer, communicatiesystemen bij politie, allernieuwste maar haperende software bij vervoersmaatschappijen of – griezeliger nog – in ziekenhuizen. En ik kan wel nog een tijdje doorgaan.

    Ja, de overheid was daarin telkens innoverend, en de uitschuivers hebben telkens ontzettend veel geld gekost hebben. Maar dat is ok, als ik je tekst lees. Want ‘innovatieprojecten kunnen mislukken’.

    Ik vind dat eigenlijk niet ok. Het is niet de rol van de (overheids)managers om met de nieuwste speeltjes te spelen, wanneer het speeltje nog niet matuur is en de kans op falen reëel.

    Mag een voorzitter dan niet innoveren? Dat hangt ervan af wat hij onder innoveren verstaat. De eigen werking verbeteren? Natuurlijk wel. De rol opeisen van experimenteel labo, waar technologische innovaties of nieuwe werkprocessen getest en gelanceerd worden – en vaak mislukken ? Neen, want dat falen is duur voor de belastingbetaler en ondertussen neemt de dienstverlening een duik. Dat is niet trendy. Dat is gewoon slecht management.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s