Revolution comes in the strangest way
I wish you’d tell, I wish you’d tell
David Bowie, We Prick You, Outside, 1995.
“Jarenlang waren er hier nooit kandidaten voor de sociale verkiezingen, maar straks zou daar wel eens verandering in kunnen komen”, verzucht de CEO Jan. “Maar misschien moet ik daar niet ongerust over zijn ”, verzacht hij snel. “We meten de tevredenheid van onze mensen en hun fierheid om voor ons te werken en dat zit meer dan goed. Dus zal een vakbondsdelegatie dat ook wel inzien”.
“Zal ik het hem zeggen?”, denk ik, wetend dat het hem weken slaap zal kosten. Belgische vakbonden kijken naar werk zoals creationisten, die de bijbel woordelijk geloven en er dus van overtuigd zijn dat God de mensen strafte voor hun appeleten in het Aards Paradijs door hen tot het eind der dagen te laten werken in het zweet hunner aanschijns. Wat doet een vakbond die ervan overtuigd is dat werknemers uitgebuit worden en werk dus een straf is? Op ieder overleg met de werkgever eisen dat er meer mensen in dienst komen, dat er minder gewerkt wordt en dat er meer betaald wordt. En dus zet men systematisch de voet dwars wanneer bedrijven efficiënter willen werken. Het syndicale devies blijft strijden voor het behoud van stokers op elektrische treinen.
Natuurlijk zijn met de industriële revolutie vormen van menselijke miserie ontstaan die de hedendaagse westerling met afschuw vervullen en is het normaal dat vakbonden die uitbuiting toen als een natuurlijke karaktertrek van iedere kapitalist/werkgever ervoeren. Maar het werd tot op vandaag de syndicale grondhouding van onze vakbonden, het doortrok hun cultuur en bepaalde in hoge mate de wijze waarop er naar arbeid gekeken wordt. Ze blijven zweren bij het conflictmodel Arbeid tegen Kapitaal maar vooral vice versa. Dat de werkgevers uit zijn op de uitbuiting van arbeiders is de laatste 150 jaar de grondslag van hun business model geweest, dat hen verzekert van een unique selling proposition. “We zijn er om jullie te beschermen”. “Goede” werkgevers gooien zand in de ledenmakersmachine.
De socialistische vakbond blinkt uit in dat soort aftands denken. Maar je vindt het ook in een afgebleekte versie terug bij de andere vakbonden. Dat kan eigenaardig lijken voor de christelijke vakbond, die door zijn zuil werd opgericht als tegengewicht voor de oprukkende socialistische invloed, getuige de oorspronkelijke ondertitel van Het Volk, het huisorgaan van de christelijke vakbond: Anti-Socialistisch Dagblad. Maar in de ledenconcurrentiestrijd kon ook deze vakbond niet anders dan hun principiële keuze voor overleg en samenwerking tussen de verschillende maatschappelijke groepen op vele punten bijstellen door elementen van de socialistische klassenstrijdtheorie in hun cultuur op te nemen. Tekenend hiervoor is dat in 1912 de ondertitel van Het Volk Christen Werkmansblad werd.
In de Knack van 13 januari gaf de wijze Luc Cortebeeck ons een aantal intrigerende inzichten mee. “Als de vakbonden buitenspel worden gezet, zal extreemlinks hun plaats innemen” is er één van. Iedere regering kan beter met die voorspelling rekening houden, vooral wanneer zij constant “jobs, jobs, jobs” roept. Want zelfs een regering die niet druipt van syndicale bewondering, weet dat een land zonder sociale dialoog “minder jobs, minder jobs, minder jobs” betekent .
Maar ook de vakbonden hebben de opdracht om hun organisaties niet in handen van extreemlinks te loodsen door hun taal te spreken en door in de 21e eeuwse context consequent voor een 19e-euwse klassenstrijdcultuur te kiezen. Het gevolg daarvan hebben we in de eerste dagen van dit jaar gezien, toen het NMBS-dossier gekaapt werd door de PTB-gezinden in het FGTB. Dit tot groot afgrijzen van Rudy De Leeuw en Marc Leemans, die lijdzaam moesten toezien hoe het draagvlak van hun organisaties zienderogen afkalfde.
Dit soort ervaringen kunnen vakbonden alleen vermijden door zichzelf heruit te vinden. Dat is een moeilijke oefening. Zelfs voor een Cortebeeck die in het interview poneert dat de vakbond niet moet meegaan met de tijd “omdat je er niet zomaar kan mee akkoord gaan dat een job in allemaal kleine jobjes wordt opgesplitst”.
Dat een vakbond zich daartegen verzet is haar plicht en ze zal daarin passief maar massaal gesteund worden maar het is niet wat de meerderheid van hun leden bezighoudt. Zij zien hun werkgever niet meer als hun vijand, zij zien hun job niet als een straf maar als een middel om hun leven zin te geven, als iets om trots op te zijn. Ze willen tijd hebben voor gezin en vrienden. CEO Jan en vele andere managers die zo’n bedrijfscultuur willen installeren worden geconfronteerd met verbeten délégués die zich vastklampen aan prikklokken en tijdstabellen en die in de plaats van hun leden, en zonder het hen ooit te vragen, beslissen wat goed voor hen is.
Ja, vakbonden zijn broodnodig. En ja, hun bestaan wordt bedreigd. Maar niet door een regering die niet van hen houdt of door werkgevers die van het tijdsgewricht gebruik maken om hun dossiers door te drukken, maar door hun eigen onmacht om de oude gedachten achter zich te laten. Ofwel worden vakbonden, samen met overheid en werkgevers mede-werkers aan de toekomst waarin er voor hen een belangrijke rol blijft, ofwel blijven ze soldaten van een verdampende hindermacht.
Naschrift
Deze blog verscheen in De Tijd van 30 januari 2016
Video We Prick You: https://www.youtube.com/watch?v=8i9nahfpuG0