There’s been some hard feelings here
About some words that were said
Paul Simon,
‘One Man’s Ceiling Is Another Man’s Floor’, 1973
Federale overheidsdiensten zijn rare beestjes. Raar in de zin van zeldzaam. Vind maar eens plaatsen waar evenveel Nederlandstaligen als Franstaligen samenwerken, waar Vlamingen, Walen en Brusselaars elkaar dagelijks ontmoeten en waar taken voor het hele land worden uitgevoerd. We trouwen niet meer met elkaar, we bellen elkaar nagenoeg niet meer heeft Proximus al vastgesteld en we weten niet meer wie popheld, topauteur of sportjournalist is aan de andere kant van de taalgrens. Dat de gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen door iedereen op de werkvloer van onze federale overheidsdienst duchtig werden besproken, zal u niet verwonderen. Maar misschien wel dat door Nederlandstaligen én Franstaligen met evenveel belangstelling werd uitgekeken naar de coalities in Gent, Oostende, Charleroi en Liège. Liège inderdaad, want in een federale overheidsdienst spreekt ieder zijn eigen taal/chacun parle sa langue.
Mocht Charles Michel zich zo nu en dan eens vertoond hebben op federale administraties, dan had hij gewis geweten wie Frank Deboosere was.
Federale ambtenaren, en bij uitstek de beleidsvoorbereiders, zitten op een berg informatie. Ze hebben contacten met alle mogelijke positiebepalende mensen in de Europese Commissie en de Oeso, in studiediensten van partijen en sociale partners en in alle kabinetten die ons land rijk is.
Daarom zijn federale overheidsdiensten ook raar in de zin van anders. Tot mijn grote verbazing heb ik vastgesteld dat het inzicht in waar we politiek in ons land naartoe gaan veel groter is bij de federale ambtenaren dan bij de regionale ambtenaren, privéwerknemers of Wetstraatjournalisten. Op woensdag 31 oktober liep ik door ons vergadereiland en hoorde ik een Nederlandstalige zeggen dat Oostenrijk zich uit het VN-migratiepact had teruggetrokken. ‘Oh la la,’ repliceerde een Franstalige stem, ‘dat zal niet zonder gevolgen voor ons land blijven. De N-VA heeft te veel stemmen aan het Vlaams Belang verloren bij de (gemeenteraads)verkiezingen. Ik zie hen hier ook problemen over maken.’
Enkele weken later, toen de spanningen in onze regering een feit waren, kreeg ik van enkele ambtenaren het voorstel om een noodplan uit te werken voor het geval de regering vroegtijdig zou vallen. Lopende zaken zou de overgang van onze dienst Zelfstandigen naar de Sociale Zekerheid Zelfstandige Ondernemers en de verlenging van de contracten bij onze geteisterde Dienst Tegemoetkomingen aan Mensen met een Beperking in gevaar kunnen brengen.
Nu al wordt bij ons druk becommentarieerd wat de toekomst brengt. Dat ons land politiek tot stilstand komt en 2019 (weer) een jaar van (s)lopende zaken wordt, daar is iedereen het over eens. Hoe lang de regeringsonderhandelingen zullen duren, daar durft men zich niet over uitspreken, maar men is er wel van overtuigd dat de duur ervan zal afhangen van de verkiezingsuitslag van de N-VA. Als ze federaal incontournable worden, dan komt het vorige record regeringsvormen in gevaar. Maar als men zonder hen kan, zal het zonder hen zijn want bij de MR is de ervaring van de onbetrouwbare Vlaams-nationalistische partij te wrang, is de meest gehoorde stelling.
In de week voor het Marrakeshevent was iedereen bij ons ervan overtuigd dat de N-VA de regering zou verlaten, dat Michel met een minderheidsregering zou verdergaan, maar ook dat die een zeer kort leven zou zijn beschoren en we dus naar vervroegde verkiezingen gaan. De linkse oppositie zou, een halfjaar voor verkiezingen, wel gek moeten zijn om een centrumrechtse regering te depanneren, luidde het, en de N-VA zal vanuit de politiek comfortabele oppositiezetels alleen willen steunen wat hen honderd procent zint. “Als de premier dan niet snel de handdoek gooit, zal hij zo hard naar de pijpen van zijn gewezen regeringspartner moeten dansen dat hij een gevaarlijke concurrent dreigt te worden voor zijn Engelse confrater in de eindejaarslijstjes “krampachtig dansen”, lachtte onze meest ironische medewerker.
Onderliggend bij deze gesprekken is de al jaren durende discussie over de ware aard van het beestje dat N-VA heet. Toen de Zweedse coalitie tot stand kwam, was er veel consternatie. Vooral bij Franstaligen – maar niet alleen bij hen – heerste een ‘de extreemrechtse Vandalen staan voor de stadsmuren’-gevoel. Het moet een erg moeilijke tijd geweest zijn voor ambtenaren met een N-VA-affiniteit. Een medewerker die voor zijn N-VA-lidmaatschap uitkwam, werd gepest. Ik kon ingrijpen nadat zijn collega’s me op de hoogte hadden gebracht, waarvoor hulde. In de wintermaanden van 2014 liet ik aan iedereen blijken, in woord en daad, dat de N-VA voor mij een democratische en een nietracistische partij was. Niet iedereen heeft me dat in dank afgenomen. Er werd met angst in het hart afgewacht hoe de samenwerking met een N-VA-staatssecretaris voor Mensen met een Beperking zou verlopen. Maar Elke Sleurs behandelde ons correct, was de eerste ervaring. En toen haar opvolgster Zuhal Demir blijk gaf van grote interesse en inzet voor de dienst, kwam er zelfs waardering.
De recente gebeurtenissen hebben het beeld van de N-VA geen goed gedaan in de federale overheidsdiensten. Veel van het traag opgebouwde vertrouwen ging met de weliswaar snel geaborteerde maar evengoed beangstigende anti-Marrakeshcommunicatiecampagne teloor. ‘Ik begon te geloven dat de partij niet extreemrechts is. Maar hoe noem je een partij die over migratie hetzelfde denkt als de Visegrádcoalitie van Jarosław Kaczynski, Viktor Orban, Marine Le Pen of Filip Dewinter?’, kreeg ik deze week te horen van een (Vlaamse) medewerker.
Naschrift
Deze tekst verscheen als (sterk verkorte) column in De Tijd van 15 december 2018.
Video One Man’s Ceiling Is Another Man’s Floor: https://www.youtube.com/watch?v=2GdegC2p8ek
Paul Simon nam dit nummer dit jaar opnieuw op voor In The Blue Light, een album waarop hij nummers die hij zelf zeer geslaagd vindt maar weinig bekend zijn, opnieuw onder handen nam.